vrijdag 17 april 2015

Max Havelaar Opdracht

Max Havelaar, geschreven door Multatuli, wordt beschouwd als één van de belangrijkste werken van de Nederlandse literatuur. Het is geschreven in 1860, en is wordt dus als Romantische literatuur gezien. Maar hoe representatief is het boek nou voor de rest van de Romantische literatuur? Ik ben van mening dat dit boek representatief is voor de Romantische literatuur. Voordat we hierop ingaan, is het belangrijk om te weten wat de Romantiek precies is.

De Romantiek wordt gekenmerkt door verschillende aspecten. De hoofdgedachte is waarschijnlijk wel dat de natuur en de mens centraal staan en soms verheerlijkt worden. De ratio, wat centraal stond in de Verlichting, die voor de Romantiek plaatsvond, werd van tafel geschoven. De mens was één met de natuur. Dit is vooral te zien in de beeldende kunst. Hoe zit het dan met de literatuur? Laten we de Max Havelaar als voorbeeld nemen, en deze vergelijken met wat kenmerkend is voor literatuur uit die tijd.

Ten eerste is het belangrijk om ons te realiseren dat het verhaal van Max Havelaar zelf eigenlijk niet heel belangrijk is; het gaat om de boodschap die Eduard Douwes Dekker probeert over te brengen. Die boodschap is namelijk dat het ethisch onverantwoord is wat er in de koloniën aan de hand is. De onderdrukking en mishandeling moet stoppen. Dat is waar het hele boek om draait. Dit probeert hij duidelijk te maken aan Willem III. Dat is wat kenmerkend is voor de Romantiek. Deze boodschap wordt ook redelijk expliciet overgebracht:

"Havelaar doolde arm en verlaten rond. Hy zocht …
Genoeg, myn goede Stern! Ik, Multatuli, neem de pen op.

[...]

Aan U durf ik met vertrouwen vragen of 't uw keizerlyke wil is:
Dat Havelaar wordt bespat met den modder van Slymeringen en Droogstoppels?
En dat daarginds Uw meer dan dertig millioenen onderdanen worden
MISHANDELD EN UITGEZOGEN IN UWEN NAAM?
"
Ten tweede is het gebruik van meerdere auteurs kenmerkend. In totaal zijn er drie auteurs: Droogstoppel, Stern en Multatuli zelf. Dit afwisselen van auteurs was erg bijzonder voor die tijd, en is kenmerkend voor de Romantiek. Omdat Droogstoppel en Stern ook verschillend naar dingen kijken, zie je alles van twee kanten. Droogstoppel kijkt anders naar de koloniën dan Stern, en dit zorgt voor twee verschillende, elkaar tegensprekende meningen. Dit is iets wat ook kenmerkend is voor de Romantische literatuur.

Ook is er veel gebruik gemaakt van spot en ironie. Dit was ook kenmerkend voor de Romantiek. Door deze ironie en spot brengt Multatuli indirect zijn mening naar voren. Dit is vooral te zien in het laatste stuk, wanneer Multatuli de pen overneemt.

Voor mij is het dus duidelijk dat de Max Havelaar van Multatuli tot de Romantische literatuur behoort. Er zijn veel aspecten in het boek die overeenkomen met de uitgangspunten van de Romantiek, ook al is dit voor literatuur wat moeilijker te zien. Er zit overduidelijk een boodschap achter het hele verhaal, namelijk dat de onderdrukking in de koloniën moet stoppen. Ook is de structuur van de tekst zeer bijzonder voor die tijd. Er zijn in totaal drie auteurs, wat best wel apart is. Ook is er veel gebruik gemaakt van ironie en wordt er met veel de spot gedreven. Dit is ook iets wat vaker voorkomt in Romantische literatuur. Dit meesterwerk van Eduard Douwes Dekker, ook wel Multatuli, raad ik zeker aan om meer inzicht te krijgen in de gruwelijke gebeurtenissen uit die tijd. Nog steeds is de Max Havelaar het hoogtepunt van Nederlandse literatuur.

zaterdag 11 april 2015

Beschouwing Eerste Taalverwerving

Het verwerven van een taal blijft een groot raadsel voor velen. Hoe kan het dat een zeer jong kind zo snel een taal kan overnemen? Gebeurt dit automatisch of toch bewust? Een kind moet niet alleen een woordenschat ontwikkelen, maar ook de grammatica begrijpen en de regels die daarbij horen. Er zijn verschillende theorieën over hoe dit alles in elkaar zit, maar welke theorie is nou het beste?

De Amerikaanse taalkundige Noam Chomsky beweert dat, omdat een taal zo ingewikkeld is, een kind wel een aangeboren aanleg nodig moet hebben om een taal te kunnen verwerven. Hij zegt dat kinderen een moedertaal zo snel leren zonder bepaalde fouten te maken, omdat de mens een aangeboren taalvermogen heeft. Dit vermogen noemt hij de Universele Grammatica. Deze bestaat uit principes en parameters. De principes zijn voor alle talen hetzelfde, liggen vast en zijn aangeboren; de parameters zijn niet aangeboren en moeten worden ingevuld. Ze worden gebruikt voor het leren van specifieke kenmerken van een taal. De parameters zijn dus de regels van een taal.

De Amerikaanse psycholoog Tomasello bedacht een nieuwe theorie. Hij is juist tegen het idee dat kinderen een aangeboren grammatica hebben. Volgens hem leren kinderen niet eerst de woorden, waarmee ze later door middel van abstracte grammaticale regels zinnen vormen. Kinderen leren een taal doordat ze de taal horen van de ouders. Ze leren niet eerst de woorden en daarna de grammatica, maar leren alles door elkaar heen. Kinderen maken hier eerst hun eigen babbeltaaltje van. De theorie van Tomasello is gebaseerd op het vermogen van mensen om de bedoelingen van andere mensen te begrijpen. Dit vermogen ontwikkelt zich vanaf de leeftijd van negen maanden. Pas dan krijgen kinderen door dat er ook iets wordt bedoeld met de grote stroom van klanken die hun ouders produceren. Kinderen leren dus, volgens Tomasello, een taal door de omgeving waarin zij opgroeien.

Ook is er nog de optimaliteitstheorie, bedacht door fonoloog Alan Prince en natuurkundige Paul Smolensky. Deze theorie houdt in dat de regels van een taal "zacht" zijn. Dit betekent dat sommige regels boven anderen staan. Bij een conflict van regels wordt er dus gekozen voor de optimale regel. Woorden en zinnen houden zich dus niet altijd perfect aan de regels, maar kiezen dus wel voor de beste regel.

De neurale-netwerktheorieën gaan ervan uit dat kinderen niet een taal leren door representaties en regels op te bouwen of in te vullen, maar door het toepassen van meer algemene cognitieve principes en mechanismen. Dit houdt in dat kinderen een taal leren door de verbindingen in het neurale netwerken te versterken. Hoe vaker een bepaalde zinsconstructie of een bepaald woord gehoord wordt, hoe sterker de verbinding wordt waarin die informatie over taal is opgeslagen.

Er bestaat dus veel conflict over wat nou de beste theorie is over het verwerven van een eerste taal. Alle theorieën klinken wel logisch, maar welke is nou het beste? Meningen verschillen daarover. Het staat in ieder geval wel vast dat de hersenen van een kind iets uitermate bijzonders is.

woensdag 29 oktober 2014

Opdracht P: Een betoog

Leerlingen met stoornis krijgen te veel speciale aandacht

Timo Bron


Wij kennen allemaal wel iemand die een vorm van autisme, dyslexie of ADHD heeft. Onderzoek heeft immers aangetoond dat 3,6% van de leerlingen dyslexie heeft. Ook blijkt het dat drie tot vijf procent van de Nederlandse bevolking ADHD heeft, en volgens het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) heeft bijna drie procent van de kinderen autisme. De kans is dus groot dat je iemand kent die één van deze stoornissen heeft. Leerlingen die stoornissen hebben worden dus ook anders behandeld, omdat ze tot sommige dingen niet of minder in staat zijn. Maar wordt er niet iets te veel rekening gehouden met deze leerlingen? Ik vind dat leerlingen met een stoornis te veel speciale aandacht krijgen.

Een leerling die een stoornis heeft, wordt anders behandeld dan een leerling die normaal functioneert. Dit is logisch en zou ook moeten gebeuren, maar soms wordt het makkelijker gemaakt voor deze leerlingen. Ze krijgen hierdoor ook een gelijke kans, maar het leven als volwassene zal niet zo makkelijk zijn. Werkgevers zullen geen uitzonderingen maken en kijken alleen naar degene die het meest geschikt zijn. De leerlingen worden dus niet goed voorbereid op de toekomst. Door de speciale aandacht die ze kregen als leerling, wordt het leven voor hen makkelijker gemaakt, maar dat zal niet gebeuren als ze klaar zijn met school en een baan proberen te zoeken. In plaats van school makkelijker maken voor de leerlingen, zouden ze alleen begeleiding moeten geven, maar niet dat zij het uiteindelijk minder moeilijk zullen hebben dat andere leerlingen.

Leerlingen met of zonder stoornis zijn ook niet meer gelijk aan elkaar. Als een leerling met dyscalculie een makkelijkere toets wiskunde krijgt dan iemand die niet goed is in wiskunde, maar geen stoornis heeft, is dat dan wel zo eerlijk? En als een leerling ook maar een lichte vorm van dyslexie heeft, waarom wordt er dan minder streng geregeld op spelling dan bij een leerling die geen dyslexie heeft, maar wel veel moeite heeft met het goed spellen van woorden? Omdat de leerlingen met stoornissen anders worden behandeld en het voor hen dus makkelijker wordt gemaakt, is dat oneerlijk tegenover leerlingen zonder een stoornis, maar die alsnog niet goed zijn in een hetzelfde vak. Dit is ook iets waar zij niets aan kunnen doen. Deze stoornissen zijn soms dan wel ernstiger dan simpelweg ergens niet goed in zijn, maar zelfs als iemand een lichte vorm van bijvoorbeeld dyslexie heeft, zal deze leerling anders worden behandeld dan een leerling die even slecht is op dit gebied.

Ook luisteren we misschien te veel naar ons gevoel. Vanwege onze normen en waarden beschouwen wij leerlingen met een stoornis als iemand die geholpen moet worden omdat zij het heel zwaar hebben. Hierdoor denken we niet meer rationeel, wat wel belangrijk is in een situatie zoals deze. Als we echter goed gaan nadenken over wat de beste aanpak is, komen we vaak tot een andere conclusie. We moeten eigenlijk om tot een goed besluit te komen de stoornis geheel vergeten en rationeel gaan redeneren. Dit zal uiteindelijk rechtvaardiger zijn dan wanneer je naar alleen je gevoel luistert.


Leven met een stoornis is natuurlijk zwaar, maar dat betekent dus niet dat ze heel anders moeten worden behandeld. Hierdoor worden ze niet goed voorbereid op de toekomst, omdat er geen uitzonderingen zullen worden gemaakt bij het zoeken van een baan. Ook is het vaak oneerlijk tegenover andere leerlingen, omdat zij het maar moeten doen met bijles, terwijl zij soms ook andere hulp nodig hebben. Een betere aanpak zou ook rationeler denken kunnen zijn. Een stoornis hebben is dus natuurlijk erg vervelend, maar we moeten wel verstandig blijven denken.

zondag 5 oktober 2014

Opdracht P: Uiteenzetting

Gehoorschade moet niet worden onderschat

Timo Bron

Ben je van plan om binnenkort naar een concert te gaan? Neem dan oordopjes mee. Als je dat niet doet, zou je daar voor de rest van je leven last van kunnen hebben. Alsnog gaan mensen vaak zonder oordopjes naar een concert, omdat zij denken dat het onnodig is of om een andere reden. Tijdens het concert merken zij niets, maar als ze weggaan hebben ze allemaal een piep in hun oren. Deze piep gaat vanzelf weer weg, maar dat geldt niet voor de schade die is aangericht.

Per jaar lopen er 22.000 jongeren gehoorschade op. Dit komt niet alleen door het niet gebruiken van oordopjes bij concerten, maar ook door het te hard zetten van een MP3-speler of iets dergelijks. Maar wat is gehoorschade nou precies? Wat zijn de oorzaken, en hoe kan je het voorkomen? En hoe weet je of je zelf gehoorschade heb?


Gehoorschade is het ontstaan van schade aan het gehoor. Dit kan veroorzaakt worden door het te vaak of te lang luisteren naar hard geluid. Het kan echter ook zijn dat het komt door natuurlijke slijtage, bijvoorbeeld door ouderdom. De voornaamste oorzaak is echter muziek. Een MP3-speler of een ander apparaat voor het afspelen van muziek kunnen tot wel 130 decibel geluid afspelen. Dit kan het gehoor flink beschadigen als de persoon ook nog eens een koptelefoon gebruikt. Ook bij het uitgaan is er een grote kans op gehoorschade. Bij discotheken kan het geluid ook 120 decibel bereiken. Als je 4 minuten lang naar geluid van 100 decibel luistert, kan er al gehoorschade ontstaan. Bedenk maar eens wat er kan gebeuren als je hier de hele avond naar luistert...

De gevolgen zijn vreselijk. Onderzoek heeft aangetoond dat onder 130.000 jongeren 93% last heeft van een piep in de oren. Dit is vaak de volgende dag al weer voorbij, maar er is wel schade aangericht. 38% van de jongeren horen deze piep de volgende dag nog steeds. Zo'n piep is eigenlijk een ernstige waarschuwing. Het betekent dat er een deel van het gehoor kapot is gegaan, en als dit te vaak gebeurt, kan deze piep blijvend worden. Naast dit symptoom is er ook nog tijdelijk gehoorverlies. Net zoals de piep kan dit blijvend worden als dit te vaak voorkomt.

Het voorkomen van gehoorschade kan simpel zijn. Als je naar muziek luistert, is het goed om het volume lager te zetten. Bij sommige apparaten komt er een waarschuwing op het scherm als het volume hoger is dan 85 decibel. Het maximumvolume is 100 decibel. Het geluid bij concerten mag sinds 2011 niet hoger zijn dan 103 decibel. Ook moet er altijd gehoorbescherming en informatie beschikbaar zijn. Bij schoolfeesten en andere bijeenkomsten wordt het aangeraden om het geluid niet hoger dan 88 decibel te laten komen. Het inlassen van "oorpauzes" en het verplichten van gehoorbescherming zijn andere mogelijke maatregelen.


 Gehoorschade wordt vaak onderschat. Vaak denken mensen dat de muziek waar ze naar luisteren niet zo snel gehoorschade kan veroorzaken. Als één van symptomen die genoemd zijn jou bekend voorkomen, test dan meteen je gehoor. Zet je muziek niet te hard. Als je een waarschuwing op je scherm ziet, klik deze dan niet meteen weg maar zet het volume zachter. Draag ook altijd gehoorbescherming bij concerten, maar ook tijdens het motorrijden en in luidruchtige werkomgevingen. Onderschat gehoorschade niet, want het zou je leven voor altijd kunnen veranderen.

vrijdag 19 september 2014

Opdracht 16

Ik ben van mening dat de leerlingen zelf hun docent moeten kunnen uitzoeken. Vaak is het zo dat als een leerling de docent van een vak niet leuk vindt, dan zijn ze vaak van mening dat het vak zelf ook zo zou moeten zijn. Immers, een goede docent moet het vak ook leuk maken voor de leerlingen, en als dat niet gebeurd ziet iedereen tegen dit vak op. Door zelf een docent te kiezen, heeft de leerling kans op de docent van zijn of haar keuze, en zal dit vak sneller leuk vinden. Als u niet vindt dat de leerlingen een goede docent verdienen, dan hebt u ook geen hart.

Ook is het bewezen dat sommige leerlingen een vak kiezen om een zekere docent te krijgen - of juist niet te krijgen. Kortom, als de leerlingen een leuke docent kan uitkiezen, zal het vak zelf ook een stuk leuker worden. Als het vak immers leuker is, dan zullen de leerlingen ook beter opletten. Dit levert dus ook gelijk betere cijfers op! De meerderheid van de leerlingen vindt dat ik gelijk heb, probeer maar eens te bewijzen dat dat niet zo is.

woensdag 2 oktober 2013

Reactie op forum

Kijken leuker dan lezen

Ik ben het erg met je eens over wat je heb verteld. Meestal vind ik de teksten met dit onderwerp oninteressant omdat vaak wordt gezegd dat het de schuld is van de jongeren, wat hier niet het geval is. Ook ben ik het met je eens dat het vooral komt door de nieuwe media, zoals internet en films. Het internet is zo groot en vermakelijk dat de mensen geen aandacht meer besteden of zelfs geen tijd meer hebben voor boeken. Ik las vroeger ook redelijk veel, maar de laatste tijd veel minder en zit veel meer op internet. Nadat ik dit heb gelezen ga ik zeker proberen om weer wat meer te gaan lezen. Ook films hebben een grote invloed. Waarom zou je een boek lezen als je het ook kan zien met meer actie? Dat is wat veel mensen nu denken. Een goed boek heeft toch iets dat een film niet heeft, iets dat ik moeilijk vind om te beschrijven. Deze problemen komt toch wel meer voor bij jongeren dan bij ouderen, maar daar kan ook niets aan gedaan worden. Jongeren groeien nu op in een tijd waar de technologie heel belangrijk is. Een boek was vroeger een veel grotere vorm van amusement dan nu. Sommigen lezen dan ook nog wel van een E-Reader, maar dat is toch heel anders dan een echt boek.

dinsdag 5 maart 2013

Klas 3, Schrijfopdracht 6, Klachtenbrief

Timo Bron
Dorpsstraat 44
4284 EJ Rijswijk N.B.

Hamster bv
M. Woudstra
Oude Gracht 31
2011 GL Haarlem

Rijswijk, 25 november 2012

Betreft: Schaatsen

Geachte heer Woudstra,

In oktober had ik in uw zaak een paar schaatsen gezien die waren afgeprijsd naar €100. Deze waren echter niet in mijn maat, dus moesten deze besteld worden. De bestelling was niet doorgegeven en in november waren ze uitverkocht. Daarom moest ik een duurder paar kopen van het merk Koostra voor €125. Ik vroeg de verkoper om korting, maar hij weigerde dit, ookal was dit een fout van de winkel. Toch kocht ik de schaatsen voor de volle prijs. Bij de eerste training wilde ik de schaatsen aantrekken, maar de veterbevestiging ging al gelijk kapot. Ik keerde terug naar de zaak en de verkoper zei dat ze zouden worden gerepareerd. Ik weigerde dit aanbod en vroeg mijn geld terug. De verkoper zei dat dit niet mogelijk was en ik kreeg een tegoedbon die binnen twee maanden moet worden gebruikt.

Hierbij vraag ik toch mijn geld terug aangezien ik de waardebon niet zal gebruiken. Door een fout van de zaak heb ik een extra €25 moeten betalen aan schaatsen die ik niet wilde. De verkoper was bovendien niet beleefd. Daarom ben ik niet tevreden met de service. Ik kan begrijpen dat een fout kan gebeuren, maar daarom stuur ik deze brief om een oplossing te vinden die gunstig is voor ons beiden.

Ik vind dat €100 van de €125, aangezien de schaatsen zijn beschadigd, teruggeven en de schaatsen en de tegoedbon terugbrengen een goede oplossing is. Ik hoop snel antwoord van u te krijgen en dat u akkoord gaat met dit aanbod.

Met vriendelijke groet,

Timo Bron.